Wat als Europa onverstoord zijn eigen ontwikkeling had kunnen volgen? We zullen het nooit weten!
                                                                        Geplaatst op 28 maart 2018
Samenvatting
In dit artikel wordt betoogd dat de al 1500 jaar in gang zijnde continue culturele ontwikkeling van Europa momenteel tot een einde is gekomen. De oorzaak hiervan is niet dat de innerlijke ontwikkelingsmogelijkheden van de Europese cultuur zijn uitgeput, maar factoren als de massa-immigratie van mensen met een niet-Europese cultuur en het door oorlogstrauma’s en schuldgevoel verlies van assertiviteit van de Europese mens. De vraag rijst hoe de Europese cultuur zich verder had kunnen ontwikkelen. Om deze vraag toe te lichten worden drie levensterreinen aangestipt: had Europa na een atheïstische fase een nieuwe, inspirerende levensbeschouwing kunnen vinden? Wie had die niet graag leren kennen? Had Europa na de seriële en atonale muziek een nieuwe eigen muziek kunnen ontwikkelen? Hoe zou die hebben geklonken? Had Europa zonder de inbreuk door de oorlogstrauma’s vanuit de christelijke en humanistische achtergrond een nieuwe, vreedzame politieke visie kunnen ontwikkelen? We zullen het nooit weten!

1. De Europese cultuur is aan het einde gekomen van een 1500 jaar overspannende, continue ontwikkeling
De cultuurgeschiedenis van Europa kan worden ingedeeld in een groot aantal perioden: de vroege Middeleeuwen, de Romaanse periode, de Gotische periode, de Renaissance, de Barokperiode, de Verlichting, de Romantiek, het Liberale Tijdvak, de Neoromantiek, de expressionistische periode en tenslotte de perioden van na de Tweede Wereldoorlog. Hierin spelen vooral het ontstaan van het postmodernisme en de val van “de muur” een belangrijke rol. Ieder van deze perioden bouwde voort op de voorafgaande en leverde zijn eigen, creatieve bijdrage aan de westerse cultuur. Wie zich hiervoor interesseert kan deze perioden vooral goed terugvinden in de geschiedenis van de muziek.
      Deze perioden vormen niet alleen een lijn van continuïteit, maar op sommige gebieden ook een lijn van vooruitgang. Dat geldt in ieder geval voor de landbouw, de techniek en de natuurwetenschap. De vraag of er op de andere gebieden ook sprake is van vooruitgang is moeilijker te beantwoorden. De Europese kunst wordt ontegenzeglijk steeds “rijper”, met dien verstande dat die voortbouwt op steeds meer perioden uit het verleden. Maar dat kan niet zonder meer als vooruitgang worden beschouwd. Op het gebied van de politiek wordt vaak de na het regime van Lodewijk XIV via de Franse Revolutie ontstane democratisering als objectieve vooruitgang beschouwd. In ieder geval wordt deze momenteel in grote delen van de wereld als een navolgenswaard model gezien.
      Maar het onderwerp van dit artikel is niet vooruitgang, maar continuïteit. Bijna alle historische perioden in Europa begonnen met een breuk met het verleden. De Renaissance zette zich af tegen de Gotiek. De Baroktijd zette zich af tegen de Renaissance. De Verlichting zette zich af tegen de Baroktijd. Deze breuken begonnen gewoonlijk doordat een jongere generatie zich afzette tegen de oudere. Dat leidde dan tot heftige controversen. Maar dit proces bleef steeds een intern-Europese aangelegenheid: de jongere generatie verzette zich steeds tegen de eigen ouders en hiermee hadden ze in wezen een sterke band, zodat de strijd meestal na verloop van tijd werd beslecht en de goede aspecten van de nieuwe stroming erkenning kregen. Hegel sprak in dit verband van these, antithese en synthese. Een mooi voorbeeld van hoe een dergelijke strijd kan verlopen is te vinden bij de familie Bach: vader Johan Sebastian behoorde tot de Barok en zijn zonen, vooral Carl Philippe Emanuel, behoorden tot de Rococo en de Verlichting. Ondanks de grote verschillen waren beide richtingen echter nauw verwant en onderdeel van een continu doorlopende ontwikkeling van de Europese muziek.
      Dit alles speelde zich af binnen het “fort Europa”, dat verdedigd moest worden tegen invallen van achtereenvolgens de Slaven, de Magyaren, de Arabieren, de Vikingen, Djzengis Kahn en de Turken. Momenteel is er echter een einde gekomen aan deze meer dan 1500 jaar overspannende continue ontwikkeling van Europa. De wellicht belangrijkste oorzaak daarvan is de massa-immigratie van mensen uit andere culturen. Deze vormen als het ware de nieuwe “jonge generatie” die zich verzet tegen de bestaande cultuur. Maar anders dan vroeger is deze bestaande cultuur niet de cultuur van hun eigen ouders, maar die van de autochtone bevolking waarmee ze geen familieband hebben. Daarom is er geen motief aanwezig voor latere verzoening en synthese en dit leidt tot desintegratie van de samenleving. Maar er zijn ook andere oorzaken van het afbreken van de continue ontwikkelingslijn, zoals het feit dat Europa op geestelijk gebied zijn assertiviteit heeft verloren.
      Intellectueel en cultureel gezien is deze verstoring van de eigen ontwikkeling van Europa rampzalig. Europa had, voortbouwend op die van de Soemeriërs en de Grieken, de verst voortgeschreden cultuur uit de wereldgeschiedenis en het is voor de hele mensheid van groot belang te weten of een dergelijke hoge cultuur zich uit zichzelf nog verder kan ontwikkelen of dat die tot een soort natuurlijk einde moet komen. Hoe zou het met de ontwikkeling van Europa zijn gegaan als die niet door invloeden van buitenaf was afgebroken? Dit is een moeilijke en gecompliceerde vraag. In het volgende zullen drie aspecten ervan kort ter sprake komen.

2. De afgebroken lijn van de religieuze ontwikkeling in Europa
Na de val van het Romeinse Rijk heeft het christendom zich langzamerhand over heel Europa verspreid. In 1054 vond het Oosters Schisma plaats, waarbij de westerse Rooms-Katholieke kerk en de oosters-orthodoxe kerken uiteen gingen. In de 16e eeuw vond er opnieuw een scheuring plaats, waarbij de Rooms-Katholieke en de protestantse kerken uiteen gingen.
      Ondanks deze breuken heeft er altijd een grote continuïteit bestaan in de theologische ontwikkeling, denk aan de door alle partijen aanvaarde belijdenis van Nicea-Constantinopel. Maar in de 18e en 19e eeuw vond er opnieuw een scheuring plaats, nu van een heel ander karakter. Door de vooruitgang in de natuurwetenschap ontstond er een nieuwe visie op de causaliteit, waardoor twijfel ontstond aan Gods ingrijpen in het wereldgebeuren. Door de Copernicaanse revolutie ontstond een nieuw wereldbeeld, waardoor twijfel rees aan de letterlijke tekst van de Bijbel. Hierna ontstond de evolutietheorie, die een wetenschappelijk alternatief bood voor het bijbelse scheppingsverhaal. De christelijke theologie was niet in staat tot het geven van een adequate antwoorden. Mede hierdoor verloor het christelijk geloof voor velen zijn geloofwaardigheid en kwamen steeds meer mensen tot atheïsme. Op het ogenblik is Europa, gezien vanuit het pauselijke Rome, een missiegebied geworden. Weliswaar schijnt het totaal aantal christenen over de hele wereld toe te nemen, maar ook in de gebieden buiten Europa waar nu het christendom wordt aangehangen zullen de mensen te zijner tijd geconfronteerd worden met de wetenschappelijke vragen van wereldbeeld, scheppingsverhaal en evolutie en zal de secularisatie toenemen. De kinderen en kleinkinderen van de huidige bevolking zal atheïstisch worden, net zoals nu in Europa.
      De verzwakte kerken in Europa, die jaar in jaar uit hun ledental zien afnemen, zijn gevlucht in moreel activisme. De theologische vraag of God “bestaat” en wat dat kan inhouden is vervangen door hulp aan vluchtelingen en asielzoekers, maar dat is theologisch gezien nauwelijks interessant. Ook beginnen de kerken met een “dialoog met de islam”, maar ook dat is theologisch nauwelijks interessant. Het is een discussie tussen twee religies in een totaal verschillende fase van hun ontwikkeling. Er kan hoogstens enig wederzijds begrip uit voortkomen.
      Hoe zou de theologie in Europa zich hebben ontwikkeld als er niet de intellectuele terugval door de komst van vreemde volken en religies had plaats gevonden? De toekomst is aan het atheïsme en in zoverre kan men zeggen dat Europa op dit gebied vooroploopt in de wereld. Maar zou er in Europa, na de fase van atheïsme, een nieuw, bezielend geloof en levensperspectief hebben kunnen ontstaan? Wij zullen het nooit weten.

3. De afgebroken lijn van de ontwikkeling van de muziek in Europa
Iets soortgelijks doet zich voor in de Europese muziek. Deze kende vele hoogtepunten: de middeleeuwse polyfonie, de barok, de “klassieke” periode van de in elkaar overgaande Verlichting en Romantiek. Bij de begrafenis van Beethoven waren 30 000 mensen aanwezig en de melodieën uit de opera’s van Mozart werden geneuried op straat. Maar na het steriele serialisme van na de Tweede Wereldoorlog en de met het postmodernisme terugkerende pluriformiteit (waardoor er weer plaats kwam voor minder abstracte, meer tonale muziek) is er vrijwel niets meer gebeurd. De muziek van een componist als Arvo Perth mag dan misschien mooi zijn en vol zitten met herinneringen aan de eeuwigheid, vitaal is die niet. De Europese klassieke muziek werd weggevaagd door de popmuziek met zijn uit Afrika afkomstige ritme, zijn eeuwige vierkwartsmaat en zijn nummers van drie minuten. Er ontstond gebruiksmuziek die voldoet aan een grote behoefte. Maar Europa neemt nog slechts invloeden van buitenaf in zich op en eigen richtinggevende muzikale ontwikkeling is er niet meer. Europa is een smeltkroes geworden van “wereldmuziek”. Zou het, als deze verstoring in de ontwikkeling er niet was geweest, zijn gelukt na de atonale en de seriële muziek een nieuwe, inspirerende Europese muziek te ontwikkelen? Evenwaardig aan die van Mozart, Beethoven, Schubert of Chopin? Hoe zou die hebben geklonken? Wij zullen het nooit weten.

4. De door oorlogstrauma’s verstoorde politieke ontwikkeling van Europa
En de politiek? Hier moeten we allereerst uitzoeken wat we onder de factoren die de vrije staatkundige ontwikkeling van Europa hebben verstoord moeten verstaan. De Eerste en de Tweede Wereldoorlog waren psychologisch gezien het gevolg van een rampzalig uit de hand lopen van het sociaaldarwinisme. Dit was een intern-Europese ontwikkeling, zonder invloeden van buitenaf en dat bewijst dat een vrije ontwikkeling helaas niet de garantie geeft dat alles altijd goed zal gaan.
      Na de oorlog zei iedereen: “Dit nooit weer” en er ontstond een nieuw beginpunt. Zou Europa, met zijn enorme intellectuele vermogens, door schade en schande wijs geworden, er in slagen een betere, vreedzame politieke visie en mentaliteit te ontwikkelen? Een visie die richtinggevend kon zijn voor de wereld? Er werden hoopgevende pogingen gedaan, zoals de oprichting van de Benelux. En velen droomden van een vrije ontwikkeling naar een vreedzaam, verenigd Europa.
      Maar het mocht niet zo zijn. Politiek gezien was dat voor een groot deel het gevolg van de Koude Oorlog. Maar minstens zo belangrijk was een heel andere factor: de oorlogstrauma’s. om dit duidelijk te kunnen zien moeten we ons wenden tot de psychologie en de psychiatrie. Uit deze wetenschappen is bekend dat een mens zijn leven lang gehinderd of soms zelfs vrijwel geheel geestelijk lamgelegd kan worden door traumatische gebeurtenissen uit zijn jeugd. Het ideaal van de psychoanalytische therapie is dan ook om de cliënt van deze trauma’s te bevrijden, zodat hij weer zijn eigen, natuurlijke keuzes kan maken (we laten hier in het midden of dit ideaal ook wordt bereikt). Iets soortgelijks speelde zich af in de politiek van na de Tweede Wereldoorlog. De ervaringen van het autoritaire militarisme, de wreedheid van de oorlog en vooral de holocaust waren buitengewoon moeilijk te verwerken en men kan zich afvragen of er ooit in de wereldgeschiedenis een oorlog is geweest die zo lang heeft doorgewerkt. Voor meerdere generaties werd de Tweede Wereldoorlog het vrijwel enige morele ijkpunt en termen als “fascist” en “racist” werden dagelijks gebruikte, emotioneel zwaar geladen scheldwoorden. Dit werd nog versterkt door het gelijktijdig goeddeels verdwijnen van de morele maatstaven van het christendom.
      Het was in eerste instantie vooral Duitsland dat zich, gebukt onder schuldgevoel, traumatisch begon te gedragen. Duitsland vertrouwde zichzelf niet meer en hoopte (bij de oprichting van de EEG) te kunnen opgaan in een groter Europa. De Europese landen geloofden niet meer in de mogelijkheid om zonder uiterlijke dwang in vrede met elkaar te kunnen leven. Ze begonnen zich vrijwillig uit te leveren aan de knoet van de EU. En het Duitse schuldgevoel deelde zich mee aan de andere landen: was de holocaust eigenlijk niet de schuld van heel Europa? En wat te denken van het kolonialisme en het slavernijverleden? Gelijk met de toename van de macht van Brussel verloor Europa zijn assertiviteit, zijn geestelijke weerbaarheid en veerkracht. De Europeanen begonnen zichzelf te beschuldigen en te verachten. Men kan verschillend oordelen over het politieke beleid van Angela Merkel en haar medestanders, maar naar de mening van schrijver dezes berust dit niet op vrij nadenken en vrije politieke keuzes, maar wordt dit dwangmatig beheerst door trauma’s uit het verleden.
      Hoe zou de Europese politiek zich zonder de fatale doorwerking van oorlogstrauma’s hebben kunnen ontwikkelen? Hadden de Europese landen het geloof in de mogelijkheid van vrijwillig vreedzaam samenleven kunnen behouden? In 1989, bij de val van de muur, ontstond door het profetische optreden van Gorbatsjov in de Sovjet-Unie een moment van hoop. Maar de EU en de NAVO grepen de kans niet aan en vielen terug in het oude karrespoor van de Koude Oorlog. Had het oude Europa, wijs geworden door eigen ervaringen, de wereld verder kunnen helpen? Ook dat zullen wij niet weten.