Het referendum van 2016 over het associatieverdrag met Oekraïne

                                        Datum van plaatsing van dit artikel: 9 maart 2016

Wat is een raadgevend referendum?
Bij de besluitvorming binnen de EU zijn in hoofdzaak drie bestuurslagen betrokken:
(1) het bestuur in Brussel,
(2) de regeringen van de deelstaten,
(3) de bevolkingen van de deelstaten.
        Tussen deze drie bestuurslagen bevinden zich in theorie twee “verticale” overlegorganen: het Europese parlement (waarin het bestuur van de EU overlegt met de afgevaardigden van de regeringen van de deelstaten) en de parlementen van de deelstaten (waarin de regeringen van de deelstaten overleggen met hun eigen bevolking). Daarnaast is er ook veel “horizontaal” overleg, zo worden de bevolkingen geacht met zichzelf te overleggen via het openbare debat. In de praktijk komt er van goed overleg vaak weinig terecht, mede doordat er veel beslissingsmechanismen werkzaam zijn die de vrijheid van degenen die aan dat overleg deelnemen inperken. Zo verloopt het overleg van de regeringen met hun bevolking via het mechanisme van de verkiezingen, waarbij iedere politieke partij niet één, maar een cluster van opvattingen heeft. Hierdoor worden vaak opvattingen aan elkaar gekoppeld die weinig of niets met elkaar te maken hebben en wordt de bevolking gedwongen te kiezen uit een zeer beperkt aantal van dergelijke clusters. De mening van de bevolking over één bepaald onderwerp kan op deze wijze niet worden gevraagd.
        Om aan dit probleem tegemoet te komen is in Nederland de Wet Raadgevend Referendum ingevoerd, die op 1 juni 2015 in werking trad. Deze wet stelt de burgers in staat zelf een raadgevend (maar niet bindend) referendum aan te vragen. Het verschil met het referendum over de “Europese Grondwet” in 2005 is dat dit laatste door de regering zelf werd geïnitieerd. Het had een raadplegend karakter.
        Van deze nieuwe mogelijkheid gebruik makend wordt op 6 april 2016 in Nederland met terugwerkende kracht een raadgevend referendum gehouden over het associatieverdrag dat de EU in juni 2014 met Oekraïne heeft gesloten. Dit verdrag is inmiddels al door verschillende lidstaten goedgekeurd en is al gedeeltelijk in werking getreden.

De historische achtergrond van het associatieverdrag
Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1989-91 heerste er in Europa een kort moment van hoop, dat in augustus 1990 al weer werd verstoord doordat Saddam Hoessein plotseling Koeweit binnenviel en de tweede golfoorlog (1990-91) begon. Er volgde een cynische periode met oorlogen in het Midden-Oosten en in voormalig Joegoslavië.
        In deze periode was de EU zeer actief bezig zich uit te breiden: in 1995 traden Finland, Zweden en Oostenrijk toe en in 2004 Estland, Letland, Litouwen, Polen, Tsjechië, Slowakije, Hongarije, Slovenië, Cyprus en Malta. In 2007 volgden Bulgarije en Roemenië. In deze tijd begon de EU ook zijn oog te laten vallen op Oekraïne en op 6 oktober 2005 maakte Barosso bij een bezoek aan Kiev toespelingen op toetreding van Oekraïne tot de EU. Vanaf 2008 begon de EU ook serieus te werken aan een associatieverdrag en dit was in 2012 klaar. Dit was oorspronkelijk een handelsverdrag, maar door allerlei factoren werden de eisen van de EU steeds verder aangescherpt in politieke richting. Het gevolg hiervan was dat de regering van president Janoekovytsj op 21 nov 2013 weigerde het verdrag te ondertekenen. Op 1 december 2013 trokken Oekraïense burgers massaal naar Kiev om daar te demonstreren voor aansluiting bij de EU en het centrale plein aldaar kreeg de naam “Euromaidan”. Op 22 februari 2014 werd Janoekovytsj afgezet als president en er werd een nieuwe (pro-Europese) regering gevormd onder leiding van premier Jatsenjoek. Als reactie hierop werd op 18 maart 2014 de Krim geannexeerd door Rusland. Op 27 juni 2014 werd het verdrag door (de inmiddels gekozen) president Porosjenko in Brussel ondertekend.
        Vanuit het Russische perspectief is het verdrag problematisch. Rusland ervaart de voortgaande uitbreiding van de EU binnen het voormalige sovjetgebied niet alleen als politiek bedreigend, maar bovendien als moreel unfair. Een van de twistpunten hierbij is het zogenaamde Zwei-plus-Vier-Vertrag dat in 1990 werd gesloten tussen enerzijds de Bondsrepubliek en de DDR en anderzijds Frankrijk, de VS, het VK en de Sovjet-Unie. Hierin werd onder andere bepaald dat er in de voormalige DDR na het vertrek van de sovjettroepen alleen Duitse troepen die zijn geïntegreerd in de Navo zouden worden gestationeerd en geen buitenlandse troepen of nucleaire wapens. Volgens Poetin houdt dit de toezegging in dat de NAVO niet zou uitbreiden naar het oosten (en dit is volgens hem destijds door mondelinge toezeggingen bevestigd). Bij zijn toespraak in Berlijn ter gelegenheid van de 25-jarige herdenking van de val van de muur op 9 november 2014 beriep Gorbatsjov zich niet op de letterlijke tekst van dit verdrag, maar op de geest van de gemaakte afspraken. Deze geest was volgens hem geschonden doordat het westen misbruik had gemaakt van de zwakte van Rusland.
        Het meest recente twistpunt is natuurlijk de bezetting van de Krim door Rusland op 18 maart 2014. Door de aanscherping van het verdrag in 2013 werden de handelsbepalingen steeds meer ingebed in een politiek en militair kader en dat maakt het in Russische ogen waarschijnlijk dat Oekraïne via dit verdrag zal toetreden tot de EU en te zijner tijd, evenals veel andere tot de EU toegetreden landen, onderdeel zal worden van de NAVO. Dit houdt in dat ook de nu in Oekraïne gelegen Russische ijsvrije marinehaven Sebastopol, gesticht door Catharina de Grote en later talloze keren met hand en tand door Rusland verdedigd tegen de Ottomanen, de Engelsen, de Fransen en de nazi’s, stilaan bij de EU zou komen. Men kan zich afvragen of de EU op dit punt niet te weinig historisch (en dus ook moreel) besef toont.

Enkele belangrijke politieke en militaire artikelen van het associatieverdrag
Het verdrag bestaat uit 486 artikelen en een groot aantal bijlagen. Deze hebben voor een groot deel betrekking op de handel, maar zijn tegelijk ook gericht op het vastleggen van een politiek kader waarbinnen die handel plaats kan vinden. Dit politieke kader verdient hier extra aandacht en dan speciaal de vraag in hoeverre het bijdraagt aan de vestiging van een Europese superstaat. In hoeverre wordt het verdrag gemotiveerd door een streven naar een grotere en machtiger EU als een doel in zichzelf?
        Er zijn veel artikelen die met die vraag in verband kunnen worden gebracht. Enkele hiervan zijn:
Artikel 5. Fora voor politieke dialoog: ”De partijen voeren regelmatig een politieke dialoog op topbijeenkomsten”. Deze politieke dialoog wordt ook gevoerd in de vorm van “regelmatige bijeenkomsten zowel op het niveau van hoge ambtenaren als op dat van deskundigen van de militaire instellingen van de partijen”.
Artikel 10. Conflictpreventie, crisisbeheer en militair-technische samenwerking: “De partijen intensiveren de praktische samenwerking op het vlak van conflictpreventie en crisisbeheer, in het bijzonder met het oog op versterkte deelname van Oekraïne aan civiele en militaire operaties inzake crisisbeheer onder leiding van de EU en aan oefeningen en opleidingen, ook die in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB)”. “De partijen onderzoeken mogelijke samenwerking op militair of technologisch vlak. Oekraïne en het Europese Defensieagentschap (EDA) onderhouden nauwe contacten over de verbetering van de militaire capaciteit, ook op technologisch vlak”.
Artikel 11. Non-proliferatie van massavernietigingswapens: “De partijen zijn van oordeel dat de verspreiding van massavernietigingswapens, daarmee samenhangende materialen en overbrengingsmiddelen daarvoor, onder zowel staten als niet-statelijke actoren, een van de ernstigste bedreigingen voor de internationale stabiliteit en veiligheid vormt”.
Artikel 143. Uitzonderingen met betrekking tot de veiligheid: “Geen enkele bepaling in deze overeenkomst wordt zodanig uitgelegd dat (a) een partij belet wordt maatregelen te nemen die zij ter bescherming van haar wezenlijke veiligheidsbelangen nodig acht, (b) een partij belet wordt maatregelen te nemen die verband houden met de productie of de handel in wapens, munitie of oorlogstuig of die betrekking hebben op splijt- of fusiestoffen of op grondstoffen waaruit deze kunnen worden vervaardigd, (c) de partijen belet worden maatregelen te nemen tot uitvoering van de verplichtingen die zij op zich hebben genomen met het oog op de handhaving van de internationale vrede en veiligheid”.
Artikel 472. Maatregelen in verband met wezenlijke veiligheidsbelangen: “Niets in deze overeenkomst belet een partij maatregelen te nemen die zij nodig acht (a) om onthulling te beletten van informatie die tegen haar wezenlijke veiligheidsbelangen indruist, (b) die verband houden met de productie of de handel in wapens, munitie of oorlogsmaterieel of met onderzoek, ontwikkeling of productie die absoluut vereist is voor defensiedoeleinden, mits deze maatregelen geen afbreuk doen aan de concurrentievoorwaarden voor de producten die niet voor specifieke militaire doeleinden bestemd zijn”.

Het huidige politieke debat over het verdrag
In het huidige publieke debat komen vele argumenten vóór en tégen het verdrag ter sprake. Veelgebruikte argumenten vóór zijn: (1) Oekraïne is een arm land, dat moeten we helpen, (2) Oekraïne doet zijn best corruptie te bestrijden en dat moeten we steunen, (3) Rusland probeert Oekraïne binnen zijn invloedssfeer te houden en dat moeten we tegengaan, (4) voor de veiligheid van Europa moeten we rust en stabiliteit in de aangrenzende landen bevorderen.
        Veel gebruikte argumenten tégen het associatieverdrag zijn: (1) Het zal de corruptie in Oekraïne niet verminderen, want het werkt in het voordeel van de oligarchen die hun geld in het buitenland hebben gestald, (2) Het zal Oekraïense corruptie in Europa binnenhalen, (3) Het wordt éénzijdig gesloten met het westelijk deel van Oekraïne en zal de binnenlandse spanningen in dat land doen toenemen, (4) Het is weliswaar op de lange duur misschien gunstig voor de landbouw in het westen van het land, maar het is desastreus voor de industrie in het oosten, (5) het draagt weer bij aan de verdere uitbouw van Europa tot een superstaat, (6) Ieder referendum doorkruist de normale democratische procedure (en is populisme).

Enkele morele overwegingen
Dit verdrag wekt de indruk dat de EU en Oekraïne een overeenkomst aangaan die los staat van de rest van de wereld. Zo wordt nergens de relatie met de NAVO genoemd. In artikel 10 wordt alleen gesproken van een versterkte deelname van Oekraïne aan civiele en militaire operaties onder leiding van de EU en aan oefeningen en opleidingen van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB), maar wordt niet vermeld dat deze operaties en oefeningen in de praktijk altijd plaats vinden in nauwe samenwerking met de NAVO. Op overeenkomstige wijze ook wordt nergens een poging ondernomen de geopolitieke schaduwzijden van dit verdrag te evalueren. Er komen geen overwegingen voor in de geest van: “Deze bepaling is misschien ongunstig voor Rusland, maar dat zou gecompenseerd kunnen worden door …”.
        Een ander belangrijk punt is de vraag of de EU niet àl te zeer is overtuigd van de eigen morele superioriteit. Zo wordt in het verdrag telkens weer gesproken van het bestrijden van de corruptie in Oekraïne en daarbij denkt men vooral aan het gedrag van de oligarchen (die het land hebben verarmd door hun geld te stallen in het buitenland). Hierbij wordt vergeten dat het westen deze oligarchen door het overhaast uitgevoerde en ultra-liberale privatiseringsprogramma zelf heeft gecreëerd. Na de val van de muur moesten de vroegere sovjetlanden omschakelen van een communistische moraal naar een liberaal-kapitalistische moraal en hierbij ontstond tijdelijk een moreel vacuüm. In deze periode waren er veel ondernemende lieden die zich gedroegen naar wat zij dachten dat de nieuwe kapitalistische normen waren. Vaak hadden zij tegelijkertijd ook politieke ambities. Dit werden de oligarchen. Maar het getuigt van weinig historisch besef om deze lieden zonder meer van corruptie te beschuldigen. Wel mag men natuurlijk erkennen dat ze een economisch en politiek probleem vormen. Poetin heeft later de oligarchen in zijn land aangepakt onder het pragmatische motto dat eigendom dat op een “dubieuze wijze” is verkregen ook weer op een “dubieuze wijze” mag worden afgenomen. Het westen heeft steeds kritiek gehad op Poetin en beschermt nu de oligarchen in Oekraïne met een beroep op het hoog houden van het eigendomsrecht. Deze zaak ligt gecompliceerd, maar misschien is het mogelijk deze lieden als een apart geval te beschouwen. Hoe het zij, het westen heeft weinig reden hier moreel zo hoog van de toren te blazen.
        Een hiermee samenhangende vraag is of de EU niet te gemakkelijk uitgaat van de eigen goede en vreedzame bedoelingen. Zonder enige reflectie wordt aangenomen dat massavernietigingswapens in eigen handen goed en in handen van anderen slecht zijn. Een dergelijke houding is niets nieuws in de geschiedenis: àlle machtige rijken in het verleden presenteerden zichzelf als een vrederijk en zagen al of niet gewapende uitbreiding van het eigen gebied als een verheven daad van verbreiding van vrede. Ook de EU heeft een dergelijk vreedzaam zelfbeeld en dat is telkens terug te vinden in de terminologie van het associatieverdrag: “conflictpreventie”, “crisisbeheer”, “wapenbeheersing”, “strijd tegen massavernietigingswapens”, “illegale wapenhandel”, “internationale vrede”, “vrede en veiligheid” enzovoort. Dit soort termen passen bij het binnen de wereld van de EU gebruikelijk geworden verhullende taalgebruik van “vrijheid”, “vredestroepen”, “vredesmissies”, “passend geweld” en “betere wereld”.

Literatuur
Voor de tekst van het verdrag klik hier
Voor een goede objectieve weergave van het ontstaan van het verdrag klik hier
Voor een pacifistisch geörienteerde visie op het Zwei-plus-Vier-Vertrag klik hier