De herkomst van de Europese bevolking

Tijdens de ijstijden werd Europa bewoond door Neanderthalers. Tussen 35000 en 30000 v.C. werden deze opgevolgd door uit het oosten afkomstig cro-magnonmensen, die in onder andere Frankrijk, Spanje en Duitsland grotschilderingen maakten en hier tussen 13000 en 12000 v.C. een relatief hoge cultuur bereikten. Hierna echter verschoof het centrum van de ontwikkeling naar het Midden-Oosten, waar de landbouw en de eerste steden ontstonden. In de daarop volgende tijd bleef de ontwikkeling in Europa enkele millennia achter vergeleken bij die in het Midden-Oosten. Tussen 3500 en 2000 v.C. ontstond er in West-Europa een niet hoog ontwikkelde, maar wel interessante gemeenschappelijke megalietcultuur, met als bekendste overblijfsel de stenenblokken in Stonehenge. Hierna begon een langzame immigratie van Indo-Europeanen (of Indo-Germanen).
       De term “Indo-Europees” (of Indo-Germaans) heeft allereerst betrekking op de gesproken taal, de huidige Europese talen behoren tot de Indo-Europese taalfamilie. Volgens een veel aangehangen theorie zijn al deze talen afkomstig van één oertaal en men is er zelfs in geslaagd deze oertaal te reconstrueren. Maar een taal wordt gedragen door mensen en het is dus de vraag wanneer, waar en bij welke mensen deze oertaal zou zijn ontstaan. Hierover zijn in hoofdzaak twee theorieën: de ene theorie stelt dat hij is ontstaan in West-Turkije, de andere stelt dat hij is ontstaan in het gebied ten noorden van de Zwarte Zee, dus in Oekraïne. Hoe dit zij, zeer globaal wordt verondersteld dat de Indo-Europeanen vanuit een van beide genoemde gebieden omstreeks 6000-5000 v.C. naar alle kanten begonnen uit te waaieren: omstreeks 4000 v.C. naar India, omstreeks 2300 v.C. naar het Midden-Oosten, vanaf omstreeks 1800 v.C. naar Europa. Na verloop van tijd splitsten de Indo-Europeanen zich in afzonderlijke volken, zoals de Liguriërs, de Kelten, de Italiërs en de Germanen. De Liguriërs trokken naar West-Europa en werden hier later verdreven door de Kelten, de Germanen trokken naar Scandinavië en het noordelijk deel van Duitsland en de Italiërs trokken naar Italië, waar zij volgens de overlevering in 753 v.C. de nederzetting Rome stichtten.

De veronderstelde verbreiding van de Indo-Europeanen vanuit West-Turkije. Rode pijlen: 6000-4000 v.C. Groene pijlen: 4000-1000 v.C. Bron: The Times Atlas of World History (1993)

De uitbreiding van het gigantische en hecht georganiseerde Romeinse rijk leidde tot een tweedeling van Noordwest-Europa. Tijdens zijn grootste omvang omvatte dit rijk het grootste deel van Engeland, Zuid-Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk. Ten noorden van de militair versterkte Romeinse grens woonden Germanen en Kelten. Bij de val van het West-Romeinse rijk in de 5e eeuw viel deze grens weg en werd Europa tot op zekere hoogte weer een eenheid. Dit werd merkwaardigerwijze nog bevorderd doordat het binnen het Romeinse rijk ontstane christendom had gebroken met veel aspecten van de Grieks-Romeinse cultuur (vooral de religie en de kunst) en door deze zelf gekozen “terugval” op bepaalde punten dichter was komen te staan bij de Germanen, die nooit een hogere, stedelijke cultuur hadden gekend. Het was vanuit deze kiem dat de Europese cultuur zich zou gaan ontwikkelen. In de eeuwen na 1000 n.C. zou een groot deel van de aanvankelijk door het christendom afgewezen Grieks-Romeinse wetenschap en kunst alsnog worden geassimileerd.