De ontzaglijke waarde van de Europese wetenschap, gratis ter beschikking gesteld aan de hele wereld

Er bestaat een groot verschil tussen het verdienmodel in de zuivere wetenschap en het verdienmodel in de techniek en de maakindustrie. Iedereen mag gratis de formule E=mc2 van Einstein gebruiken, maar wie een gebruiksartikel wil gaan fabriceren stuit al gauw op het probleem dat hij iemands patentrecht schendt. Hoe is dat zo gekomen?
          Om dat te begrijpen moet men zich verdiepen in de psyche van de echte wetenschapper. De echte wetenschapper werkt niet voor geld, maar om het plezier te begrijpen hoe de dingen in elkaar zitten. En om de eer het gevonden te hebben. Hij is zózeer geboeid door zijn vak dat dat opweegt tegen de behoeftige omstandigheden waarin hij vaak leeft. Heersers en beleidsmakers weten dit. Zij weten dat echte wetenschappers, evenals echte kunstenaars, gewoon doorgaan, ook al worden ze slecht betaald. Maar hoewel de heersers en beleidsmakers beter worden betaald, zijn het de wetenschappers die met hun inspanning en creativiteit de Europese cultuur zijn belangrijkste bezit hebben geschonken: de wetenschap. En de Europese cultuur heeft deze ontdekkingen en uitvindingen gratis en belangeloos aan de hele wereld ten dienste gesteld.
          Maar het idealisme waarmee dat is gedaan heeft een keerzijde. Doordat de wetenschap gratis beschikbaar is gesteld zijn de arbeid, moeite en creativiteit waarmee die tot stand is gebracht uit het zicht verdwenen. Haast niemand beseft meer de ontzaglijke waarde die die vertegenwoordigt.

Inhoud
1. Van oudsher delen echte wetenschappers hun kennis en inzicht gratis.
2. Technische kennis is niet gratis: de ontwikkeling van het patentrecht.
3. De keerzijde van de gratis beschikbaarheid: het verlies van het besef van de waarde van wetenschappelijke kennis.
4. Ook het postmoderne denken en het cultuurrelativisme hebben het besef van de waarde van de wetenschap doen verminderen.
5. Het ICERD-verdrag stelt de opvatting dat de Europese cultuur en wetenschap hoger waren dan de primitieve culturen strafbaar (beschouwt deze althans als zeer ongewenst).
6. Het ICERD-verdrag miskent de vrijwel onoplosbare problemen bij de vroegere kennisoverdracht van de Euopese cultuur naar de primitieve culturen.
7. Het ICERD-verdrag schenkt geen aandacht aan het vrijwel onoplosbare probleem van de verdeling van de wetenschappelijke boedel bij de dekolonisatie.
8. Fair play voor de ex-koloniën.
9. Fair play voor de vroeger koloniserende landen.
10. Besluit: Als Europa zijn cultuur en wetenschap wil behouden zal het zijn rug recht moeten houden en in eenzaamheid moeten beslissen wat hier fair play is.

1. Van oudsher delen echte wetenschappers hun kennis en inzicht gratis

Het verzamelen van kennis, van wetenschap, is in de oertijd begonnen. Kennis was noodzakelijk voor de overleving, maar ook leuk in zichzelf. De Soemeriërs schonken ons omstreeks 3500 v.C. de kunst van het schrijven, lezen en rekenen. Zij kenden ook al de stelling van Pythagoras. Omstreeks 200 v. C. zag de Griek Apollonius dat je, als je een tempelzuil recht doorsnijdt, een cirkel krijgt. En als je hem scheef doorsnijdt krijg je een ellips. En hij stelde zich de vraag: als je nou eens geen zuil, maar een kegel scheef doorsnijdt, wat krijg je dan? Zo ontstond zijn beroemde, maar voorlopig nutteloze leer van de kegelsneden. Aristoteles deelde de planten en de dieren in en ontdekte dat zijn hiërarchische manier van indelen een belangrijke grondslag vormde van het menselijk denken. Samenhangend daarmee schreef hij een aantal fundamentele werken over logica. Ze waren voor ieder gratis toegankelijk.
          Omstreeks het jaar 1000 vond in Europa een grote opbloei van de steden plaats en hiermee begon, met dank aan de Arabieren, een verdere ontwikkeling van de wetenschap. Er werden kathedraalscholen opgericht, waar wereldlijke vakken als economie, recht en geneeskunde werden gegeven. De leraren werden veelal in hun onderhoud voorzien door de kerk of een klooster. Soms ook werden ze betaald door de studenten. Maar de leerstof zelf was openbaar en gratis. Rond 1200 voegden de scholen zich aaneen tot universiteiten. Een van de docenten aan de Sorbonne in Parijs was Thomas van Aquino. De collegestof was voor iedereen beschikbaar.
          Rond 1600 kwam de natuurwetenschap in een stroomversnelling: Kepler, Galilei, Descartes, Huygens. Newton werkte twee jaar lang dag en nacht aan zijn “Principia” (1687) tot hij er haast krankzinnig van werd. Maar de drie wetten van Newton zijn gratis, voor iedereen beschikbaar. Dat is de eervolle traditie van de wetenschap, in de oudheid, en nog steeds in Europa.

2. Technische kennis is niet gratis: de ontwikkeling van het patentrecht

In de late renaissance, toen “de mechanisering van het wereldbeeld” (Dijksterhuis) begon, kwam er steeds meer nadruk te liggen op een ander soort kennis, namelijk technische kennis. In deze tijd ontstond ook de mogelijkheid om deze kennis te beschermen met een wettelijk patent. Zo werd bijvoorbeeld in Nederland in 1593 een octrooi verleend op een krukas die de draaiende beweging van de wieken van een windmolen omzette in een heen-en-weer gaande beweging voor houtzagen. In de tijd van de industriële revolutie nam het nemen van patenten een hoge vlucht. Denk aan de vele patenten rond de ontwikkeling van de stoommachine, zoals het beroemde patent van James Watt op de condensor van 1769. Steeds vaker werden patenten verleend op het vervaardigen van industriële producten. Maar ook geheimhouding en bedrijfsspionage werden belangrijke factoren.
          Ondanks dit blijven ook heden ten dage nog veel wetenschappers het oude ideaal van wetenschap ter wille van de wetenschap en van belangeloze verbreiding van wetenschappelijke kennis hooghouden. Daarmee sluiten zij zich aan bij een eervolle traditie, waarin ze de kracht vinden om te accepteren dat een grootuitgever als Elsevier vaak meer verdient aan een goed wetenschappelijk artikel dan de auteur.

3. De keerzijde van de gratis beschikbaarheid: het verlies van het besef van de waarde van wetenschappelijke kennis

De westerse wetenschap is geproduceerd door allerlei onderling totaal verschillende mensen die gemeen hadden dat zij hun vakmanschap en kennis gratis ter beschikking stelden van iedereen. Men is dat als “normaal” gaan beschouwen, maar hierbij moet toch een kanttekening worden geplaatst. Laten we om dat duidelijk te maken eens extreem nationalistisch gaan denken. Newton kreeg een erebaantje als muntmeester en daardoor werd hij in staat gesteld zijn onderzoek voort te zetten. Hij had Engels onderwijs genoten, hij werd door de Engelse staat betaald en het ligt dus in de rede dat Engelse kinderen op school gratis zijn drie wetten mogen leren. Maar is het ook vanzelfsprekend dat Franse kinderen op school deze drie wetten gratis mogen leren? Zouden die niet een soort licentierecht moeten betalen?
          Men zou hier een vergelijking kunnen trekken met de ontwikkeling van de atoombom door de Amerikanen in 1945. Toen zij die in 1945 met de ontzaglijke inspanning van het Manhattan-project hadden ontwikkeld gaven ze het geheim hiervan niet aan de Engelsen. Deze moesten dat wapen maar op eigen kracht ontwikkelen. En ook de Fransen deden dat een aantal jaren later zelf. Natuurlijk gaat deze vergelijking op veel punten mank, maar waar het om gaat is dat kennis met moeite wordt verworven en waarde vertegenwoordigt. En als wetenschappers hun met moeite verworven kennis gratis ter beschikking stellen aan iedereen bestaat het gevaar dat platte geesten de conclusie trekken dat die kennis dus geen waarde vertegenwoordigt.
          Dit hangt samen met het wijdverbreide misverstand dat vooruitgang en toename van wetenschappelijke kennis vanzelf tot stand komen, mits er maar geen remmende factoren aanwezig zijn. Onder deze remmende factoren verstaat men dan zaken als armoede, uitbuiting, slavernij, discriminatie, epidemische ziekten en absolutistisch regimes. Deze opvatting was vooral populair in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, toen marxistische denkers meenden dat vooruitgang vanzelf zou komen als de onderdrukkende en verstarrende macht van de heersende klasse zou zijn doorbroken en toen meer liberale denkers de theorie van Maslow (1943) omarmden dat hogere behoeften vanzelf ontwaken wanneer de basic needs zijn bevredigd. Deze opvatting dat kennis en vooruitgang eigenlijk automatisch tot stand komen miskent de arbeid en de creativiteit van de individuen en volken die daarvoor nodig was. Hij suggereert dat hun inspanning eigenlijk overbodig was: vooruitgang komt er toch wel!

4. Ook het postmoderne denken en het cultuurrelativisme hebben het besef van de waarde van de wetenschap doen verminderen

Een andere ondermijning van het besef dat de westerse wetenschap iets van grote waarde vertegenwoordigt hangt samen met de opkomst van het postmoderne denken. In de jaren 1970 ontstond er bij de Europese communisten twijfel aan de absolute geldigheid van hun ideologie. Vrijwel tegelijkertijd begon men ook op andere terreinen te twijfelen aan de ideologie die men tot kort daarvoor zo overtuigd had aangehangen. Iemand die dit duidelijk zag was de Franse Filosoof Lyotard, die in 1979 in zijn rapport “La condition postmoderne” betoogde dat er een eind gekomen was aan het tijdperk van de “grand récits” (grote verhalen). Zijn formulering werd in brede kring overgenomen.
                  Deze mentaliteitsverandering was voor velen een verademing. Zo ontstond in de klassieke muziek, die na WOII werd beheerst door het dogmatische serialisme, weer ruimte voor pluriformiteit. In de schilderkunst was een figuratieve werkwijze weer toegestaan. In de psychiatrie kwam een eind aan de hegemonie van het dogmatische freudiaanse bolwerk. Maar het loslaten van de dwang van de ideologieën leidde bij sommigen ook tot een doorslaan naar het andere uiterste: tot cultuurrelativisme en zelfs tot ontkenning van het bestaan van waarheid. Dit is bijvoorbeeld het geval in de taaltheorie van Derrida en Lyotard, die het denken terugbrengt tot onderling onherleidbare “taaleilanden”. Deze relativistische denkwijze is tegenwoordig zeer verbreid. Hij is vooral terug te vinden in de visie dat de ene cultuur niet boven de andere staat, maar dat ze naast elkaar staan.

5. Het ICERD-verdrag stelt de opvatting dat de Europese cultuur en wetenschap hoger waren dan de primitieve culturen strafbaar (beschouwt deze althans als zeer ongewenst)

Weer een andere ondermijning van het besef dat de westerse wetenschap iets van grote waarde vertegenwoordigt vloeit voort uit het ICERD-verdrag dat in 1965 door de Verenigde Naties werd geformuleerd en in de volgende jaren door 176 landen werd ondertekend. De volledige titel daarvan luidt: “International Convention on the Elimination of all Forms of Racial Discrimination”.
          Dit verdrag is in eerste instantie gericht tegen kolonialisme en rassendiscriminatie. Zo staat in de Préambule te lezen:
Overwegende dat de Verenigde Naties het kolonialisme en alle daarmee samengaande praktijken van rassenscheiding en rassendiscriminatie [..] hebben veroordeeld …
Deze veroordeling impliceert volgens het verdrag dat het verboden is het ene ras superieur te achten boven het andere:
Ervan overtuigd, dat elke leer die uitgaat van de superioriteit van een bepaald ras, wetenschappelijk onjuist, op zedelijke gronden verwerpelijk en sociaal onrechtvaardig en gevaarlijk is…….
Verder is van belang dat het verdrag een uitleg geeft aan het begrip ras die ruimer is dan de biologische betekenis:
In dit verdrag wordt onder rassendiscriminatie verstaan elke vorm van onderscheid, uitsluiting, beperking of voorkeur op grond van ras, huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstamming die ten doel heeft …
Deze ruimere uitleg is ook terug te vinden in de préambule waar gesproken wordt over
…de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden …. zonder onderscheid naar ras, geslacht, taal of godsdienst.
Hoezeer men het misschien ook met veel aspecten van dit verdrag eens kan zijn, het heeft een keerzijde. In de praktijk leidt de uitbreiding van het begrip ras al gauw naar volk en cultuur. Dan ontstaat de sterke suggestie dat dit verdrag zou inhouden dat het hebben en verbreiden van de opvatting dat de Europese cultuur in de 19e eeuw superieur was aan de Afrikaanse culturen verboden is. Het gevolg is dat wie onderscheid maakt tussen hogere en lagere culturen zich bevindt aan de rand van de strafbaarheid en alle kans loopt door de publieke opinie te worden gediskwalificeerd. Datzelfde geldt ook voor onderscheid maken tussen hogere en lagere wetenschap.

6. Het ICERD-verdrag miskent de vrijwel onoplosbare problemen bij de vroegere kennisoverdracht van de Europese naar primitieve culturen

In het ICERD-verdrag van 1965 wordt kolonialisme veroordeeld en worden de rechten van ex-kolonieën geformuleerd. De nadruk ligt hierbij op de machtsfactor, zoals die politiek tot uitdrukking komt in de totstandkoming van de dekolonisatie en sociaalpsychologisch in het feit dat minachting en discriminatie van een ander volk of ras strafbaar worden gesteld.
          Hierbij werd echter geen aandacht besteed aan de wijze waarop die kolonisatie historisch tot stand is gekomen en de betekenis daarvan voor de cultuur en de wetenschap. In 1519 begon de Portugees Magelhaen zijn reis om de wereld, die niet hijzelf, maar zijn schip, zou voltooien. Hiermee begon de Europese ontdekking van de wereld. Politiek gezien begon hiermee een periode van kolonisering en tenslotte van overheersing van bijna de gehele wereld. Hierbij zijn verschrikkelijke dingen gebeurd en het is een moeilijk probleem of je die moet beoordelen vanuit de toenmalige, of vanuit de hedendaagse moraal. Maar we willen ons hier richten op het kennisaspect: met deze politieke expansie begon ook de verspreiding van de zich steeds sneller ontwikkelende westerse wetenschap.
          De ontmoeting tussen de hoogontwikkelde Europese cultuur en de primitieven culturen, zoals de Afrikaanse, leverde een dilemma. De mensen uit de primitieve culturen konden niet lezen en schrijven. Ze leden aan ziektes die voor Europeanen bestrijdbaar waren. Ze hadden technische problemen die voor Europeanen gemakkelijk oplosbaar waren. De vraag was: moest je deze mensen ongemoeid laten? Dat zou betekenen: aan hun lot overlaten. Albert Schweitzer trok zijn eigen conclusie: helpen. Maar het contact, ook wanneer het goed was bedoeld, had een onvermijdbare gevolg, namelijk dat de Europeanen de baas gingen spelen.

7. Het ICERD-verdrag schenkt geen aandacht aan het vrijwel onoplosbare probleem van de verdeling van de wetenschappelijke boedel bij dekolonisatie

Niet alleen de kolonisatie, maar ook de beëindiging van de kolonisatie leverde vrijwel onoplosbare problemen voor de wetenschap. De Europeanen hadden een schat aan kennis overgedragen aan de koloniën en zij zouden kunnen zeggen: “Wij worden deze landen uitgejaagd, welnu dan nemen wij al onze kennis mee naar huis en gaan jullie maar weer in jullie oorspronkelijke toestand leven met malaria, medicijnmannen en animisme. Jullie zoeken het verder zelf maar uit”. Maar dat was natuurlijk onmogelijk: de uit Europa afkomstige wetenschappelijke en technische kennis bleef voor een groot deel aanwezig. Eenmaal gestichte scholen en universiteiten bleven (meestal) bestaan. De vergelijking dringt zich op met de verdeling van de boedel bij een echtscheiding. De ex-kolonieën konden zeggen: “Jullie hebben ons uitgebuit” en de vroeger koloniserende landen konden zeggen: “Los van de vraag of het verwijt van uitbuiting terecht is, wij hebben jullie een schat aan techniek en wetenschap kennis gegeven en dat weegt daar ruimschoots tegenop”. Maar wat is de overtuigingskracht van dat argument als de ex-koloniën de waarde van de wetenschap niet kunnen of willen inzien? Deze problemen zijn uitermate moeilijk. Wat is hier fair play?

8. Fair play voor de ex-kolonieën

Bij de grote dekolonisatiegolf na de Tweede Wereldoorlog hebben veel landen strijd moeten voeren voor de onafhankelijkheid en vaak leidde dat tot oorlog. Tijdens een oorlog beschouwen beide partijen elkaar altijd als schurken, later normaliseren de verhoudingen zich weer enigszins. Toch bleef in de onafhankelijk geworden landen de neiging bestaan zich uitgebuit te voelen en dat gevoel te cultiveren. Het marxisme leverde daarvoor kant en klare theorieën. Ook de gedachte uit de oude economische leer van het mercantilisme dat als een land welvarend is, die rijkdom alleen maar kan zijn verworven doordat die is afgepakt van andere landen was overal te horen. Er was weinig dankbaarheid voor wat de Europese kolonisatie had gebracht. Op het gebied van de techniek waren dat de spoorwegen, waterwerken en industrie. Op medisch gebied was dat de bestrijding van ziektes (malariamug, tsé-tsévlieg). En op kennisgebied het onderwijs en de wetenschap. Maar die waren gratis en daar hoefde dus geen waarde aan te worden toegekend.
          Toch mogen we niet al te pessimistisch zijn. Ook in een vroeger gekoloniseerd land leven er, naast schurken, ook veel mensen die, ingebed in hun eigen cultuur, gevoel hebben voor algemene menselijke waarden, internationale rechtvaardigheid en fair play. Een beroemd voorbeeld is Nelson Mandéla in Zuid-Afrika. Zulke mensen zijn nodig om het land op te bouwen. Een moeilijke opgave.

9. Fair play voor de vroeger koloniserende landen

Even moeilijk is het voor de vroeger koloniserende landen. Bij deze scheiding is het eerlijk verdelen van de boedel onmogelijk. Moeten de Afrikaanse landen hun spoorwegen weer afbreken? Moeten zij de kunst van het lezen en schrijven weer inleveren? Moeten deze landen weer teruggaan naar het animisme? Mogen de Afrikaanse mannen geen Europese das meer dragen?
          Even onmogelijk is het een bevredigend antwoord te geven op het verwijt van uitbuiting. Gezien vanuit de huidige moraal is dat verwijt niet geheel ten onrechte, maar het moet op twee punten worden genuanceerd. In de eerste plaats met het argument dat de leer van het mercantilisme, waarop het is gebaseerd, wetenschappelijk is achterhaald door de meer liberale opvatting dat handel en bedrijvigheid gunstig kunnen zijn voor beide partijen. In de tweede plaats is er het argument dat, áls er al sprake is van uitbuiting, deze ruimschoots wordt gecompenseerd door de geleverde kennis en wetenschap. Hier rijst echter het probleem dat het merendeel van de vroeger gekoloniseerde landen de waarde van deze wetenschap niet zien. Daarvoor is hun culturele niveau te laag (zij kunnen bijvoorbeeld de waarde van de wetenschap dat E=Mc2 niet inzien) en bovendien verhindert hun zelfrespect hun het lage niveau van hun cultuur van vóór de kolonisatie te erkennen.
          Ondanks de onoplosbaarheid van deze problemen zullen de vroeger koloniserende landen moeten streven naar fair play (volgens mij). In het verleden hebben zij dat gedaan door het geven van ontwikkelingshulp, dat is prima. Maar dan niet als een soort verplichte Wierdergutmachung, maar gewoon als hulp aan mensen waarmee zij in het verleden diepgaand hebben kennis gemaakt. Verder moeten zij doorgaan met de oude, eervolle traditie wetenschap gratis ter beschikking te stellen van iedereen. Maar dan rijst de vraag: hoe ver moet het fair play van Europa gaan? Moet het zich onterechte verwijten laten aanleunen? Moet het ingaan op eisen van schadevergoeding? Moet het zichzelf gaan opofferen?

10. Besluit: als Europa zijn cultuur en wetenschap wil behouden zal het zijn rug recht moeten houden en in eenzaamheid moeten beslissen wat hier fair play is

Er worden op het ogenblik vele verwijten en beschuldigingen afgevuurd op de Europese cultuur. Zij doen mij denken aan een persoonlijke ervaring van lang geleden. Ik was toen leraar natuurkunde en betrapte in de tweede klas van de middelbare school een leerling op spieken. Zijn verweer was (1) Ik heb niet gespiekt, (2) Waarom pakt u de anderen niet die ook hebben gespiekt, (3) waarom hebt u mij niet éérder gepakt.
          Duidelijk was dat deze leerling ieder verweer dat bij hem opkwam op mij uitprobeerde, zonder daarbij te letten op de logische samenhang. Zo’n gespannen situatie is voor een jeugdig persoon een belangrijk leermoment: het argument dat ik als autoriteit serieus zou nemen zou voor hem geldigheid krijgen en een onderdeel worden van zijn denken.
          Op vergelijkbare wijze worden er momenteel talloze verwijten en beschuldigingen afgevuurd op de Europese cultuur en wetenschap: racisme, discriminatie, kolonialisme, uitbuiting, slavernijverleden, vernietiging oorspronkelijke cultuur, geen respect voor medicijnman, koloniale wetenschap, white privilege, te veel bemoeienis, geen hulp bieden. En dan natuurlijk nog holocaust en racisme. Ook hier geldt: zodra de Europese cultuur een bepaald argument serieus gaat nemen krijgt dat geldigheid. En ontstaan er eisen van excuses en herstelbetalingen.
          Het is gemakkelijk om dergelijke verwijten en beschuldigingen te uiten, maar moeilijk om ze objectief en eerlijk te beoordelen. Dat vereist veel kennis van zaken, vooral ook veel cultuurhistorische kennis, iets dat de beschuldigende partijen gewoonlijk niet hebben. Daarom is het komen tot een oordeel een eenzame affaire en we weten van tevoren dat er weinig applaus zal zijn voor onze beslissingen. Wij zullen daarbij bereid moeten zijn om te luisteren naar vijanden en andersdenkenden. Wij zullen moeten beslissen voor welke waarden wij willen strijden en voor welke niet. Wij zullen alle factoren in overweging moeten nemen. En dan zullen we zelfstandig moeten beslissen.
          Wat geldt voor de Europese cultuur als geheel geldt ook voor zijn belangrijkste onderdeel: de wetenschap. Bij de boedelscheiding tussen de koloniale mogendheden en de zelfstandig wordende landen heeft Europa toegestaan dat de wetenschap, dat is dus de Europese wetenschap, als van nul en generlei waarde werd beschouwd. Onder internationale druk, vooral ook van de Verenigde Naties, zijn Europese wetenschappers wartaal gaan praten en geven zij toe dat een wetenschappelijk goed opgeleide arts niet meer is dan een primitieve medicijnman. De Duitsers, die zo graag weltoffen, “goede” Duitsers willen zijn, hebben in Berlijn een tentoonstelling voor wereldculturen geopend onder het motto dat het gaat om een “dialoog" der culturen en niet om een “hiërarchie" der culturen. Vanuit Amerika komen er geluiden over dekolonisatie van de wetenschap en meteen worden die in Europa welwillend omarmd. Er is weinig weerstand meer tegen politisering van het onderwijs en de universiteiten en het politiek ingrijpen in wetenschappelijke rapporten is bijna normaal geworden.
          De Europese cultuur staat er niet goed voor. De wetenschap als centraal onderdeel daarvan is lang een laatste bolwerk geweest. Maar als de wetenschap zijn eigen waarde niet meer kan zien kun je Europa wel als verloren beschouwen.

30 juli 2021